Karin Slotema

mojoimagealt-897-alt

Persoonlijkheidsstoornissen komen veelvuldig voor en de lijdensdruk is hoog, niet alleen voor de pati ë nten zelf, maar ook voor hun naasten. Het is nog vrij recent, iets meer dan 20 jaar geleden, dat behandelingen werden ontwikkeld, specifiek voor deze groep. Inmiddels zijn verschillende evidence based psychotherapie ë n beschikbaar en heeft onderzoek aangetoond dat ongeveer de helft van deze pati ë nten daarna niet meer voldoet aan de criteria voor een (borderline) persoonlijkheidsstoornis. Dat is goed nieuws, maar deze behandelingen zijn vaak lang en intensief en gaan gepaard met hoge kosten en lange wachtlijsten. Bovendien profiteert een deel niet van deze interventies. Ondanks dat vrijwel alle pati ë nten met persoonlijkheidsstoornissen getraumatiseerd zijn, vaak al op de kinderleeftijd, wordt nog weinig gebruik gemaakt van traumagerichte psychotherapie. Aantrekkelijk is dat deze therapie ë n vaak een korte duur hebben en interventies met een kortere duur zijn nu juist van harte welkom.

Wat is bekend over kortdurende (traumagerichte) psychotherapie voor persoonlijkheidsstoornissen? Aan de hand van interventiestudies, systematische reviews en meta-analyses geef ik u een overzicht van de stand van zaken. De boodschap is dat kortdurende psychotherapie zinvol kan zijn en zelfs remissie kan bewerkstelligen. Tot slot bespreek ik hoe deze vorm te geven in de klinische praktijk.

In deze korte video geeft Karin een introductie met betrekking tot haar lezing.

Kathelijn Hulshof

mojoimagealt-898-alt

'Tussen de regels door was er van alles mis. Hoe dat kwam, wist ik niet. Ik kon wel iets bedenken, maar dat zou het vast niet zijn. Het probleem zat in mijn hoofd en daar had mijn [jeugd] niks mee te maken' – uit Gevalletje borderline (2021)

 In 2018 was ik 28 jaar en kreeg ik de diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis. Twee jaar eerder werd het label obsessieve compulsieve persoonlijkheidsstoornis (dwangmatige persoonlijkheidsstoornis) achter mijn naam geschreven. Ik was suïcidaal en wanhopig. Ik had geen idee hoe ik verder moest. Vond het leven steeds ondraaglijker worden. Het enige wat ik op dat moment wist, was dat de therapeuten mij beter móesten maken. Dat ik daarvoor mijn kindertijd en adolescentie moest gaan herzien, vond ik onzin. Het probleem speelde nu en had niets met vroeger te maken.

Wat was het pijnlijk om te beseffen dat er in mijn jeugd wel degelijk oorzaken te vinden waren voor mijn psychische problemen. Dat er van jongs af aan al signalen waren geweest, maar daar niks mee was gedaan. Dat de impact van bepaalde gebeurtenissen in mijn jonge jaren nooit is overzien. Niet door mijn ouders, maar ook niet door professionals. Een groot deel van mijn laatste behandeling heb ik besteed aan het vinden van antwoorden. Ik heb alle vragen gesteld die ik nooit durfde te stellen en over (bijna) alle dingen gepraat die moeilijk waren. Het was een moeizaam en akelig proces, maar het heeft me geholpen mijn diagnose beter te begrijpen en te accepteren waarom ik ben geworden wie ik ben.

Odilia Laceulle

mojoimagealt-899-alt

Veel psychische stoornissen ontstaan in de adolescentie. Een ontwikkelingspsychologisch perspectief kan helpen om te begrijpen waarom sommige jongeren wel en andere jongeren geen psychopathologie ontwikkelen. Zo kan de manier waarop jongeren omgaan met leeftijdsspecifieke ontwikkelingstaken (‘mijlpalen’, zoals zelfstandig worden of de middelbare school afronden) jongeren kwetsbaar maken voor psychopathologie, of juist een beschermende rol spelen. Echter kan de manier waarop jongeren omgaan met deze ‘mijlpalen’ onvoldoende verklaren waarom de verschillen tussen adolescenten in de loop van de tijd groter worden. Het in kaart brengen van individuele verschillen in temperament en persoonlijkheid kan bijdragen aan ons begrip van deze uiteenlopende trajecten.

In deze lezing zal ik a) een kort overzicht geven van de literatuur op het gebied van ontwikkelingspsychopathologie bij jongeren, b) studies presenteren over de rol van persoonlijkheid in de ontwikkeling van psychopathologie bij jongeren en c) bespreken hoe een dynamische benadering met betrekking tot persoonlijkheid en psychopathologie kan helpen te begrijpen waarom trajecten naar psychopathologie in de loop van de tijd meer uitgesproken kunnen worden. https://www.uu.nl/medewerkers/omlaceulle/CV

Joost Hutsebaut
mojoimagealt-900-alt

Persoonlijkheidsstoornissen in een later stadium hebben een grote impact op nagenoeg alle gebieden van iemands gezondheid. Daarom is er grote winst te boeken door ze in een vroeg stadium te herkennen en gepast te behandelen. In deze presentatie wordt een update gegeven: wat weten we over de voorspellende waarde van een vroege diagnose, over de risicofactoren voor een slechte prognose en welke behandelvormen kunnen mogelijk effectief zijn om de gevolgen van persoonlijkheidsstoornissen te voorkomen of te beperken? Daarbij wijzen alle wetenschappelijke onderzoeksgegeven op het belang van systematische screening en het anders inrichten van ‘frontline’ behandeling, al blijven er ook nog veel te onderzoeken vragen.

Kathleen Thomaes

mojoimagealt-901-alt

Comorbiditeit bij een posttraumatische stress stoornis (PTSS) is eerder regel dan uitzondering. Zo gaat het in ongeveer een kwart van de mensen met PTSS samen met een persoonlijkheidsstoornis; bij veteranen is dat zelfs in bijna de helft. Gelukkig bestaan er heel effectieve behandelingen voor PTSS en deze worden steeds beter toegepast. PTSS-behandelingen hebben in het algemeen een enorm hoge ‘effect size’ vergeleken met andere psychotherapieën. Maar is dat ook zo in geval van comorbide persoonlijkheidsstoornissen? En doet het type trauma ertoe? Enerzijds zijn er aanwijzingen dat PTSS-behandeling ook de comorbide persoonlijkheidsstoornis kan doen verbleken; maar geldt dat voor alle persoonlijkheidsstoornissen? Anderzijds zijn er aanwijzingen dat een geïntegreerde behandeling meer kan op remissie en een meer omvattende verbetering zou kunnen bewerkstelligen; maar is dat altijd noodzakelijk? Wat zijn de nieuwste inzichten en wat zijn daarvan de consequenties voor het behandelbeleid? https://psychiatryamsterdam.nl/researcher/kathleen-thomaes/

Maud Daeman

mojoimagealt-902-alt

Het overgrote deel van psychische stoornissen ontstaat vóór het 25e levensjaar. Het meemaken van een traumatische ervaring op jonge leeftijd blijkt vaak ernstige gevolgen te hebben op het zelfvertrouwen van een slachtoffer. Dit verhoogt het risico op het ontwikkelen van psychische stoornissen. Preventieve interventies worden dus steeds belangrijker in het verbeteren van welzijn, verhogen van veerkracht en in het voorkomen van psychische problemen later in het leven. (mHealth) maakt het mogelijk om interventies aan te passen aan specifieke behoeften van cliënten en aan te bieden in het dagelijks leven.

SELFIE is een innovatieve, jeugdvriendelijke en gepersonaliseerde (begeleide) zelfhulpinterventie die in het dagelijks leven wordt aangeboden via de PsyMate®-app op een mobiele telefoon. De app is gericht op het verbeteren van een laag zelfbeeld bij jongeren die een trauma hebben meegemaakt in de kindertijd. Door de app niet in een klinische setting, maar in het dagelijks leven aan te bieden, verwachten we dat de interventiecomponenten beter worden overgedragen in de leefomstandigheden van de cliënt.

Het doel van de SELFIE-studie is om te testen of de SELFIE-interventie het zelfbeeld van jongeren die in de kindertijd een trauma hebben meegemaakt kan verbeteren. In een Randomized controlled trial (RCT), worden jongeren van 12 tot en met 25 jaar, die in de kindertijd zijn blootgesteld aan een trauma, een laag zelfbeeld hebben, gerandomiseerd in de interventie groep of aan de controlegroep.   Deelnemers in de interventiegroep ontvangen zes weken lang de begeleide zelfhulpinterventie "SELFIE" via een getrainde therapeut. Gedurende deze zes weken gaat de deelnemer dagelijks aan de slag met de smartphone interventie SELFIE. Het aanbieden van de interventie in het dagelijks leven maakt het voor jongeren mogelijk om op elk moment en in elke context van de interventie te profiteren. https://www.linkedin.com/in/maud-daemen-369915a9/?originalSubdomain=nl

Marieke Niemantsverdriet

mojoimagealt-806-altEr is altijd veel discussie in de wetenschap en klinische praktijk als het gaat om hallucinaties en andere psychotische ervaringen bij patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis (BPS). Zijn het de eigen gedachten, is het dissociatie of het gevolg van een comorbide psychiatrische stoornis, of is er wel degelijk sprake van een (comorbide) schizofreniespectrum stoornis?

Hallucinaties en wanen komen frequent voor, respectievelijk 43% [1] en 24% [2] van de patiënten met BPS ervaart ze minimaal eens per week. Fenomenologisch verschillen deze ervaringen niet van die van patiënten met een schizofreniespectrum stoornis [3-5]. Er zijn associaties gevonden tussen het horen van auditief verbale hallucinaties (“stemmen”) bij patiënten met BPS en suïcidepogingen en opnames in een psychiatrische kliniek [6].

Deze presentatie beschrijft in vogelvlucht mijn onderzoeksbevindingen over dit onderwerp in het kader van mijn promotietraject. De prevalentie van de diverse modaliteiten van hallucinaties en wanen zal worden gepresenteerd, alsmede de stabiliteit van deze ervaringen [2]. De rol van comorbide stoornissen en vroegkinderlijk trauma op het vóórkomen van deze ervaringen zal worden besproken [1]. Er zal worden gekeken of er – net als bij patiënten met een schizofreniespectrum stoornis – neurobiologische afwijkingen zijn bij patiënten met BPS en hallucinaties [7]. Tot slot zullen suggesties worden gedaan voor het benaderen en behandelen van deze symptomen bij patiënten met BPS [8].

  1. Niemantsverdriet, M.B.A., et al., Hallucinations in borderline personality disorder: Prevalence, characteristics and associations with comorbid symptoms and disorders. Sci Rep, 2017. 7 (1): p. 13920.
  2. Niemantsverdriet, M.B.A., et al., Characteristics and stability of hallucinations and delusions in patients with borderline personality disorder. Manuscript submitted for publication., 2021.
  3. Kingdon, D.G., et al., Schizophrenia and borderline personality disorder: similarities and differences in the experience of auditory hallucinations, paranoia, and childhood trauma. J Nerv Ment Dis, 2010. 198 (6): p. 399-403.
  4. Slotema, C.W., et al., Auditory verbal hallucinations in patients with borderline personality disorder are similar to those in schizophrenia. Psychol Med, 2012. 42 (9): p. 1873-8.
  5. Tschoeke, S., et al., Similarities and differences in borderline personality disorder and schizophrenia with voice hearing. J Nerv Ment Dis, 2014. 202 (7): p. 544-9.
  6. Slotema, C.W., et al., Suicidality and hospitalisation in patients with borderline personality disorder who experience auditory verbal hallucinations. Eur Psychiatry, 2017. 41 : p. 47-52.
  7. Niemantsverdriet, M.B.A., et al., Sensory processing deficiencies in patients with borderline personality disorder who experience auditory verbal hallucinations. Psychiatry Research, 2019. 281 (112545): p. 8.
  8. Niemantsverdriet, M.B.A., et al., Treatment of AVH in patients with a borderline personality disorder. Manuscript in preparation., 2021.

Hein van Marle

mojoimagealt-903-alt

We weten steeds meer over de rol van slaap in emotioneel geheugen en emotieregulatie. Deze bevindingen suggereren dat verstoorde slaap niet alleen gezien moet worden als symptoom of gevolg van een psychiatrische stoornis, maar tevens als instandhoudende of zelfs oorzakelijke factor.

Dit geldt waarschijnlijk ook voor borderline persoonlijkheidsstoornis (BPS), waar verstoorde emotieregulatie de basis vormt van het ziektebeeld. In deze presentatie doet Hein van Marle een poging BPS (deels) te verklaren vanuit de slaapstoornissen die ermee gepaard gaan, en brainstormt hij samen met u over nieuwe behandelvormen voor deze stoornis die aangrijpen op de slaap.

 


Sigried Schouws

mojoimagealt-904-alt

Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen komen vaak voor. Binnen de algemene ouderenpopulatie ligt de prevalentie tussen 8 en 15%. Binnen de GGZ variëren de prevalentie cijfers tussen 24 en 60%. Deze hoge cijfers worden deels veroorzaakt omdat ouderen steeds langer thuis (moeten) blijven wonen en het niet altijd lukt om zich daar aan te blijven aanpassen.

Aan de andere kant neemt de complexiteit van het dagelijks leven toe met het ouder worden, mede vanwege co-morbide aandoeningen en life events (verliezen). De eerste stap als mensen hulp zoeken vanwege persoonlijkheidsproblematiek is altijd goede diagnostiek, maar dit is best lastig vanwege de beperking van instrumenten voor deze leeftijdsgroep. Daarbij komt dat de presentatie van deze personen heel verschillend kan zijn, soms uit zich dat in eerste instantie met cognitieve klachten. Er kunnen ook maladaptieve persoonlijkheidstrekken of persoonlijkheidsstoornissen zijn die met het ouder worden zich verscherpen.

Voorts kan er daarnaast ook sprake zijn van (niet eerder gediagnosticeerde) autisme spectrum stoornis (ASS). Wat bij al deze verschillende verschijningsvormen opvalt is dat de stoornissen vaak nog niet eerder zijn opgemerkt. Dit zal worden geïllustreerd aan de hand van casussen. Een volgende stap is de behandeling: hierbij kan men zich richten op de gedragsproblemen die voortkomen uit de persoonlijkheidskenmerken of op de persoonlijkheidsstoornis zelf. Het is duidelijk dat het gaat om met name psychologische interventies.

Melis Orhan

fotomelisorhan

Ouderen met een bipolaire stoornis zijn kwetsbaar voor COVID-19 op verschillende manieren. Om deze reden was het essentieel voor deze groep om zich aan de COVID-19 maatregelen te houden, maar dit kan grote gevolgen hebben voor de mogelijk al bestaande stemmingssymptomen.

Onze studie includeerde 81 ouderen met een bipolaire stoornis (≥50 jaar) uit het bestaande Dutch Older Bipolars cohort. Factoren die op baseline werden gemeten (in 2017/2018, T0) werden vergeleken met factoren gemeten tijdens de COVID-19 pandemie in april 2020 (n = 81, T1), juni 2020 (n = 66, T2) en september 2020 (n = 51, T3). Participanten rapporteerden op T1 minder psychiatrische symptomen dan op T0. Op T1 waren meer gevoelens van eenzaamheid en een lager gevoel van ‘mastery’ geassocieerd met meer stemmingssymptomen. Op T2 en T3 namen de stemmingssymptomen gemiddeld toe.

Bovendien leek er sprake een omgekeerd effect voor ‘mastery’, waarbij op T2 en T3 mensen met een hoger gevoel van ‘mastery’ ook een grotere toename in stemmingssymptomen lieten zien. De COVID-19 pandemie geeft ons de unieke kans om het beloop van stemmingssymptomen bij ouderen met een bipolaire stoornis te bestuderen. Zij waren veerkrachtig in de eerste maanden van de pandemie, waar de symptomen over tijd toenamen. Onze resultaten laten zien dat het gevoel van mastery aandacht behoeft bij deze kwetsbare groep.

Flora Gossink

mojoimagealt-905-alt

De C9orf72 hexanucleotide repeat expansie (C9orf72RE) is de meest voorkomende genetische oorzaak van de neurodegeneratieve ziekten gedragsvariant Frontotemporale Dementie (bvFTD) en Amyotrofische Lateraal Sclerose (ALS). BvFTD wordt gekenmerkt door veranderingen in   persoonlijkheid en gedrag waarbij apathie, ontremming en/of dwangmatig gedrag alsmede een verminderd inlevingsvermogen op de voorgrond staan. Het blijkt tot op heden moeilijk om het begin van het neurodegeneratief proces geassocieerd met C9orf72RE te definiëren, zowel klinisch als middels aanvullend onderzoek.  

Hiermee is de hypothese ontstaan dat C9orf72RE een levenslange neuropsychiatrische kwetsbaarheid kan veroorzaken. Onze studie heeft als doel om levenslange gedrags- en persoonlijkheidskenmerken bij C9orf72RE te onderzoeken.

Arjan Videler

1-arjanvidelerfoto

De multidisciplinaire richtlijn persoonlijkheidsstoornissen uit 2008 had nog geen enkele aandacht voor ouderen, samenhangend met enerzijds een lacune aan wetenschappelijk onderzoek maar ook met een gebrek aan aandacht voor dit thema. Velen dachten - en sommigen denken nog - dat persoonlijkheidsstoornissen niet te behandelen zijn op latere leeftijd. De nieuwe multidisciplinaire richtlijn kent een levensloopperspectief op persoonlijkheidsstoornissen als evoluerend tot op hoge leeftijd. In deze lezing wordt ingegaan op recente wetenschappelijke studies naar de behandeling van persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen. Deze bieden een optimistisch perspectief: ook bij ouderen lijken psychotherapeutische behandelingen zinvol en effectief. Tevens wordt stilgestaan bij adaptaties van psychotherapieën aan de levensfase.

Videler, A.C., van Beest, K., Ouwens, M.A., Rossi, G., van Royen, R.J.J., & van Alphen, S.P.J. (in press) Adapting group schema therapy for older people with personality disorders: lessons learnt. The Cognitive Behaviour Therapist.

Videler, A.C.,   Ouwens, M.A., van Dijk, S.D.M. & van Alphen, S.P.J. (2020). Psychologische behandeling van persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen: Stand van zaken en suggesties voor onderzoek. Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie, 51(2). doi:10.36613/tgg.1875-6832/2020.02.05

Videler, A.C., van Royen, R.J.J., Legra, M.J.H., & Ouwens, M.A. (2020). Positive schemas in older adults: Clinical implications and research suggestions. Behavioural and Cognitive Psychotherapy, 48(4), 481–491.
https://www.linkedin.com/in/arjan-videler-24844129/

Valeria Gazzola

gazzola_1922vk_wlAs humans we have are very proficient in perceiving the emotional state of other individuals. The neuroscience field has now accumulated some knowledge on how the brain allows us to access the hidden state of others, and how these circuits influence our decision making and social interactions. During my talk I will therefore introduce you to these processes, what factors modulate them, how they translate across species and the idea of why they could have evolved"